‘Het schijnt niet door. Écht niet!’
Aan de overkant van de winkelstraat loopt een jong stelletje, hand in hand. Zij draait zich in allerlei bochten in een duidelijke poging haar eigen achterwerk te zien.
Aangezien wij mensen nog steeds geen nek hebben die 180 graden kan draaien en het er ook niet op lijkt dat dat de eerstkomende decennia gaat gebeuren, lukt het haar niet.
Ze draait haar billen naar een etalageruit, maar die functioneert onvoldoende als spiegel voor een bevredigend antwoord. Ze kijkt ontevreden en vraagt nog een keer aan haar vriend:
‘Ik heb écht het gevoel dat het doorschijnt. Ben je wel eerlijk tegen me?’
‘Ik ben hartstikke eerlijk, ik zie niets wat ik niet zou mogen zien,’ is zijn antwoord.
Als ze zich weer omdraait zie ik een zwarte string die zeer opzichtig te zien is onder een dunne witte broek.
Haar vriendje ziet me kijken, grijnst ondeugend en steekt zijn duim naar me op.
Zó jammer dat ik er straks niet bij ben als ze ontdekt dat haar broek niet alleen een héél klein beetje doorzichtig is…
