Met haar armen horizontaal, haar ogen gesloten en een zoemend geluid fabricerend, staat ze in haar tuin. Ondanks de invallende schemering is ze niet over het hoofd te zien, deze blonde vrouw die zich sinds kort mijn buurvrouw mag noemen.
Onder de indruk van wat ik zie, al heb ik geen idee wat dat precies is, wens ik haar een zacht “Goedenavond buurvrouw.”
Langzaam doet de vrouw haar ogen open.
Haar armen blijven zweven, het lijkt bijna alsof de zwaartekracht geen vat op ze heeft. Haar blauwe ogen kijken eerst dwars door me heen, om vervolgens op me te blijven rusten alsof ik een alien ben die ter plekke in de achtertuin is neergestort.
“Oh. Ben jij het”, bromt ze.
“Je stoort.”
Die indruk had ik al, maar ik ben te nieuwsgierig naar de reden van deze vertoning in de achtertuin naast de mijne.
Ik blijf staan.
“Zoek je iets?”, waag ik te vragen.
“Of wacht je ergens op?”
“Kabouters.”
Ik grinnik. “Dan help ik zoeken, de was moet nog gevouwen en mijn fiets gepoetst. Mooi werk voor de kaboutertjes!”
Mijn bijzondere buurvrouw kan mijn grapje niet waarderen.
“Dus jij bent zó’n type”, moppert ze.
“Zo’n vrouw die het allemaal niet alleen kan en de kabouters voor zich laat werken. Geen wonder dat ze zich niet laten zien vanavond. Ook kabouters willen wel eens avondje níet werken hoor! Ze hebben ook al geen recht op vakantiedagen en mogen pas op de leeftijd van 301 met pensioen.”
Met grote ogen kijk ik haar aan.
Sta ik hier nu echt ruzie te maken met mijn kersverse buurvrouw over kabouters?!
De vrouw in kwestie heeft zich inmiddels op het knieën in het gras laten vallen en maakt geluidjes alsof ze de poes van een paar huizen verderop probeert te lokken.
“Soms werkt dat”, legt ze uit.
Ze lijkt haar boosheid alweer vergeten.
Turend kijkt ze naar het einde van de tuin, daar waar haar grasveld overgaat in een onooglijk gemeentebosje. Ze tuurt en ze tuurt.
Ik kijk met haar mee en zie iets bewegen.
Ik kijk nog beter.
Zie ik daar nou ….. ?
Het lijkt wel een puntmutsje!
“Wat zie je?”, vraagt de buurvrouw.
“Ik dacht dat ik een puntmutsje zag”, durf ik aarzelend toe te geven.
“Een klein rood puntmutsje.”
Met haar grote ogen kijkt ze me aan. Dan barst ze in lachen uit. Gierend loopt mijn buurvrouw naar binnen. In de deuropening hoor ik haar roepen:
“Henk, Henk, het is weer zover. We hebben wéér een buurvrouw die gelooft in kabouters!”
(Niet echt gebeurd 😉)
