‘Oooohhh kijk die tas! Leuk hè?’, jubelt ze door de winkel.
De man twee meter verderop kijkt om.
‘Och ja, best leuk,’ hoor ik hem mompelen.
Hij wil alweer verder lopen, maar voelt zich daarin belemmerd als zij weer over de tas begint.
‘Ik denk dat ik deze koop.’
Hij zucht.
Ik wil hem nog waarschuwen, maar ik ben te laat. Ik hoor het hem al zeggen. Die gevreesde woorden die je als man niet moet uitspreken als een vrouw begint over een tas, broek of ander kledingstuk.
Maar ook deze man heeft dat nog niet begrepen.
‘Je hebt al een tas.’
Het is ineens oorverdovend stil in de winkel. Het lijkt of de muren op ons afkomen, de winkelruiten beslaan in een fractie van een seconde. De kassière en ik houden onze adem in.
Hij zei het…
‘Deze. Tas. Heb. Ik. Nog. Niet!’ klinkt haar ijzige stem door de winkel. Haar ogen spuwen vuur, haar strakke boze lippen spugen de woorden in zijn richting.
‘Ik heb een rode. Ik heb een blauwe. Ik heb een groene. Maar. Ik. Heb. Geen. Gele!’
Aan zijn verschrikte blik zie ik dat hij zich nu pas bewust is van wat hij heeft gedaan.
Hij stamelt iets met de wezenloze blik van een konijntje verblind door de koplampen van een aanstormende vrachtwagen in haar richting.
Zij hoort hem niet.
‘Ik heb dus nog geen gele tas. Ik heb een witte broek met een gele blouse, als ik dat aantrek heb ik dus nooit een tas die daarbij past.’
Ze trekt een pruillip.
‘Een groene tas is dan toch geen gezicht?’
Ze vraagt het op een toon die hem maar één k optie laat: zó hard nee knikken alsof zijn leven ervan afhangt.
‘En binnenkort hebben we dat feestje van jouw werk. Je wilt toch niet dat ze denken dat je een vrouw hebt die kleurenblind is of geen smaak heeft?’
Aan zijn gezicht is af te lezen dat dat op dit moment het laatste is waar hij zich zorgen over maakt, maar hij knikt weer braaf.
‘Oké, dan koop ik de tas dus.’
De kassière en ik laten onze adem weer ontsnappen. Geluiden van buiten dringen weer door, muren gaan weer terug naar waar ze horen.
Ze heeft de tas.
Hij leeft nog!
Als ze de tas heeft afgerekend, lopen ze gearmd naar buiten.
Haar ijzige blik is weer warm en vriendelijk, haar stem is weer gewoon en de gele tas bungelt vrolijk aan haar arm.
‘Nou heb ik alleen geen schoenen die bij deze tas passen,’ hoor ik haar nog net zeggen.
Ik hoop maar dat hij het níet in zijn hoofd haalt om de woorden te zeggen …
‘Je hebt toch al schoenen?’

Prachtig herkenbaar verhaal weer…..
Heb er van genoten…..
LikeLike