Als je een vaas met bloemen uit eigen tuin op tafel zet, struin je de tuin door naar de mooiste bloemen. Je knipt de dorre stukjes eraf.
De verregende, de uitgebloeide en de bloemen met rare uitschieters laat je staan.
Het is prima dat ze er zijn, maar je wilt ze niet op je vaas waar iedereen ze kan zien.
Je zoekt mooie combinaties, een mooie bloem komt nog beter tot haar recht naast een ander prachtexemplaar.
De bloemen in je vaas zijn ‘voor de mooi.’
Om van te genieten, misschien een beetje mee te pronken. Ze maken je huis vrolijk, je bezoek voelt zich net een beetje extra welkom.
Ze kleuren je dag.
De mensen die de bos bloemen zien zullen denken dat je een weelderige, uitbundig bloeiende tuin hebt.
Je bezoek ziet ook de rest van je tuin.
Ze zien het onkruid, de minder mooie bloemen en al het werk dat je in dit stukje grond gestoken hebt. Ze zien het zwarte zand onder je nagels, de hark die nog in het hoekje staat, de kruiwagen die het werk íets vergemakkelijkt. Ze ontdekken slakken, bladluis en rupsen.
Ze concluderen dat je tuin iets meer zon nodig heeft, of misschien juist iets meer regen. Zíj beseffen wat enorm veel tijd, liefde en frustratie er in deze tuin is gestopt.
En dán ontdekken ze een paar prachtige bloemen.
