We zitten voor de tent als we haar horen huilen. Onze eerste vakantie-avond. En zoals iedere moeder hoor ik meteen: dit is geen gewone huil. Nou kan ze van zichzelf flink huilen, dat is waar. Huilen komt bij haar uit haar tenen, met bijbehorend volume. Maar deze keer is het anders. Dus ren ik naar het zwembad om te kijken wat er aan de hand is, terwijl ik in de verte Merte met Lucia in haar armen aan zie komen rennen.
Ze hebben een spelletje gedaan en ze is gevallen. Met haar mond op de rand van het zwembad. Ik krijg nog een rilling als ik het schrijf. Het ziet er behoorlijk bloederig uit en als ze haar mondje opendoet zie ik twee afgebroken tanden. Twee mooie ‘grote-mensen-tanden’ waarvan een flink stuk mist.
Na de broodnodige woorden van troost om de ergste schrik te verjagen, beseffen we dat we naar een tandarts zullen moeten. Nou is de combinatie Lucia en tandarts niet een heel fijne. Sterker nog: ze is doodsbang! We zijn al een jaar bezig met het wennen bij een kindertandarts. Ze hebben nog niets anders kunnen doen dan het laten zien en horen van de apparaatjes. Zodra er zo’n ding in de buurt van haar mond komt slaat ze op tilt. Het is een gevoelig meisje met veel angstjes, en dit is een grote. Maar het zal nu wel moeten.
Dus zoeken we, met hulp van Paul en Nicole van de camping, een tandarts. En deze blijkt een lot uit de loterij!
“Ik doe niet aan klanten, ik ga een relatie aan met mensen waarin ik toevallig degene ben die iets weet van het gebit. Ik hoef zelden iemand te verdoven, omdat het woord met de p in mijn praktijk niet gebruikt mag worden.” Ik moet een beetje lachen en denk stiekem: ‘Schiet nou maar op praatjesmaker.’
De praatjesmaker blijkt de waarheid te spreken.
Met een raar dansje waarbij hij Lucia nadoet die op de rand van het zwembad stuitert, heeft deze man haar binnen een minuut aan het lachen. Samen met Marcel neemt ze plaats in de stoel, krijgt een coole bril op tegen het felle licht en laat haar tandjes zien. Rustig laat de man haar alles zien en voelen wat hij nodig heeft, hij vertelt wat het is, laat het bijbehorende geluid horen en vertelt heel duidelijk wat hij van haar verwacht. Als ik tegen haar zeg dat het heus geen pijn gaat doen krijg ik op mijn donder. “Dat woord is hier streng verboden!”
“Ken je de roze olifant?” vraagt hij naderhand. Hij heeft, al grapjes makend en Lucia volledig betrekkend bij alles wat hij doet, meer kunnen doen dan ik voor mogelijk had gehouden. Jazeker ken ik de roze olifant, hoe harder je niet aan hem probeert te denken hoe groter hij wordt. Ik heb er zelfs een boek over geschreven, maar dit lijkt me niet het juiste moment voor reclame. “Als ouders tegen hun kind zeggen dat iets geen pijn doet, leggen ze daarmee tóch de nadruk op pijn. Dus voelt het kind pijn. Zo simpel werkt het.” Hij vertelt dat hij een kind in zijn praktijk heeft waarvan moeder psychologe is. “Die vrouw is met de beste bedoelingen drie weken bezig geweest met het voorbereiden van haar kind om naar de tandarts te gaan. Ze heeft tientallen keren gezegd dat ze niet bang hoeft te zijn voor pijn. Denk je dat het kind ook maar één voet over de drempel heeft gezet? Natuurlijk niet! Die voelde de bui al drie weken hangen!”‘
Hij fluistert Lucia nog wat geheimpjes in haar oor over tandenpoetsen en geen rare sprongen maken bij de rand van een zwembad. Na een high five loopt ze vrolijk mee naar buiten. “Dat was best leuk, mag ik hier vaker heen?”
Ik denk dat wij voortaan een dag vrij nemen voor een controle of behandeling. Drie uur rijden voor een goede tandarts kan best toch? 😉
