De grote stad

Met z’n drieën naast elkaar lopen ze door de winkelstraat.
Drie keer kort gepermanente haren, waarvan één met de bekende paarse gloed die hoort bij het te vaak gebruiken van shampoo voor grijs haar.
Het werkt, als je paars als het nieuwe grijs zou willen zien. De degelijke Tuunte-rokken komen tot net over de knie.
Ik zie er één met stippen, één met een ruitje en nummer drie, de dame met de paarse haren, heeft een motiefje dat me aan het tafelkleed van mijn oma doet denken. Ik kan de zelfgemaakte groentesoep al bijna ruiken.

Onder de huidskleurige panty’s zie ik drie paar degelijke stappers, van een medisch merk, waar iedere schimmelvoet, likdoorn en knobbelteen zonder problemen in te proppen is.
De leren tasjes zijn strak onder de arm geklemd:
“Ie wet ’t moar nooit in de grote stad, voor i-j ‘t wet is zo’n buut’nlander er met vort.”

Drie weken geleden zaten ze bij elkaar na de maandelijkse bijeenkomst van de Plattelandsvrouwen en had Marie de stoute klompen aangetrokken:
“Ik wil weer ’s noar de grote stad hèn, goa’j met?”
Het werd inderdaad wel weer een tijd vonden ook de andere dames.

Vanmorgen zijn ze met het eerste gekraai van de haan met z’n drieën in de Diahatsu Move van Marie naar de grote stad gereden. Marie moet altijd rijden, Joke heeft nooit een rijbewijs gehaald en Antje durft niet over de nieuwe rotonde.
“Al dat nieuwerwetse gedoe ok altied. Wat was er mis met het olde?” Parkeren had wat voeten in de aarde, maar met hulp van een vriendelijke jongeman die had gezorgd dat alle vier de wielen binnen het parkeervak terechtkwamen zonder andere auto’s te beschadigen, was het uiteindelijk gelukt.
Op naar de grote stad: Zutphen.

Het is even geleden dat Antje en Joke hier voor het laatst waren.
“Wat is dat dan veur ’n winkel?” wijst Antje naar een winkel voor damesmode. “Oh da’s ’n leuke”, hoor ik Marie zeggen.
Zij is duidelijk de meest wereldwijze van de drie en die rol bevalt haar wel. “Ze hebben boks’n, bloeskes, trui’n en zelfs sok’n.”
“Ok lange rok’n?” vraagt Antje.
“Wat dag i-j dan? Tuurl’k hebt ze rok’n. Achterin. Links hangt de kleedjes veur de jonge deerntjes, moar dat hef weinig um’ t lief.” Ze grinnikt snuivend om haar eigen grapje. Antje lijkt het niet te horen en gaat verder.
Hebt ze ok jas’n? Mien jas is vernaggelt deur de hond.” Marie vertelt dat ze inderdaad ook jassen hebben, “Veur de zomer.” “He-j t goed wies kapot? Tis pas meert!”
Antje tikt tegen haar voorhoofd.

Joke, die er al die tijd met de tas onder de arm bij stond alsof ze liever ergens anders had willen zijn, doet ook een duit in het zakje:
Is dit neet den winkel woar den stakker van Bertus werkt? Zi-j most noar de grote stad verhuuz’n toen Bertus onder de droad deur had evretten en ervandeur ging met dat deerntjen van Jan van de Koster.”
Er wordt met meewarige gezichten geknikt. Dat verhaal kennen ze, het ging wekenlang het hele dorp door.
“Mo’j nog noar binnen hen” vraagt Marie ongeduldig.
Twee paar grijze hoofden knikken nee, “Ik wet noe wat er hangt, da’s niks veur mien. En den stakker van Bertus ken ik al. Ik wil koffie met ’n keuksken.”

Met zijn drieën lopen ze weg.
Koffie met een keuksken en weer gauw met de Diahatsu naar huis.
Ze kunnen er weer een jaartje tegen!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s