Er zijn dingen waarvan ik ’s nachts wakker lig. Problemen, theorieën, belangrijke levensvragen.
Is er leven op Pluto, kun je dansen op de maan? Is er een plaats tussen de sterren waar je heen kunt gaan?
Maar ook: waarom zijn er oorlogen, hoe lang duurt nú en waar komen gedachten vandaan?
Maar de belangrijkste vraag op dit moment is toch wel:
Waarom gourmetten mensen?
Dat laatste heb ik nooit begrepen en ik ben bang dat ik er nooit achter zal komen.
Het gaat als volgt: Je dekt de tafel, alles ziet er gezellig en sfeervol uit. Mooie borden, bestek, kaarsen aan, muziekje erbij. Je bent klaar om te gaan eten. Het water loopt je in de mond.
Je verwacht dat er iets lekkers op tafel komt.
Iets wat gebakken of gekookt is, lekker gekruid, mooi opgemaakt op een bord.
De waarheid is helaas anders.
Er verschijnt een lelijk zwart ding met pannetjes en een schaal met rauw vlees.
Er is nog niets klaar.
Dat moet je ZÉLF doen.
Wie ooit verzonnen heeft dat dat leuk is, mogen ze van mij met zijn billen op zo’n bakplaat zetten.
Eerst gaan we op zoek naar een verlengsnoer. Die dingen zijn standaard verdwenen in dit huis.
Als we er eindelijk één hebben gevonden gaat de plaat aan. Eerst moet dat ding warm worden, dat duurt veel te lang want mijn maag dacht dat we al meteen zouden gaan eten. Als dat lelijke ding o op tafel dan eindelijk op de juiste temperatuur is volgens de man in huis, ga ik roepen dat iedereen moet uitkijken. Ik ken mijn kinderen en hun (on)handigheid een beetje, de appel valt nou eenmaal niet ver van de boom. De EHBO op kerstavond is niet bepaald wat ik in gedachten heb als leuk uitje.
Omdat ik niet zo goed ben in stilzitten, en een hekel heb aan koken en wachten, gooi ik zoveel mogelijk tegelijk op de plaat. Liefst biefstuk, want dat hoeft niet zo lang. Dit levert me steevast een lichtelijk cynische blik op van de man des huizes.
Hij kent mijn kookkunst en is bekend met mijn onrust, maar blijft hoop houden tegen beter weten in.
Houd vol schat!
Terwijl ik de helft van de bakplaat voor mezelf heb opgeëist ( die pannetjes vind ik volstrekt kansloos en veel te klein. Ik ben geen kabouter!) prop ik vast een paar stokbroodjes met Marcels befaamde knoflooksaus naar binnen. Die moet je écht niet eten als je de volgende dag een belangrijk gesprek hebt. Ik spoel het weg met een groot glas wijn.
We zijn begonnen.
Lucia heeft ondertussen alle worst op de bakplaat stiekem naar haar kant geschoven. Ze is zó gek op worst dat ze zich ooit eens afvroeg waarom er eigenlijk geen tandpasta met worstsmaak bestaat.
Sanna zit al een halfgaar pannenkoekje weg te werken, ze heeft net zoveel geduld als ik, en Jenneke werkt in moordend tempo de helft van de bakplaat weg en vraagt of ze al van tafel mag.
Merte eet 10 stokbroodjes en zegt dat ze vol zit.
Marcel zit te gourmetten zoals het hoort.
Hij heeft het mysterie van de lol van het gourmetten doorgrond. Ik begrijp niét hoe het kan. Ik vraag me af hóe en wanneer hij dit grote vraagstuk van het leven heeft opgelost.
Ik ben bang dat het mij nooit gaat lukken.
Ik weet eerlijk gezegd ook niet zeker of dat wel wil.
Ik ga vannacht maar weer peinzen over de vraag of je kunt huilen onder water. Ik ga wakker liggen van de vraag welke gedachte er gelezen wordt als twee gedachtelezers tegenover elkaar staan. Misschien pieker ik nog een keer over de kip en het ei. Maar het Grote Gourmetmysterie geef ik op.
Sommige levensvragen zijn nou eenmaal niet te doorgronden.
