Het meisje van toen…

Ze wordt wakker van de zon die in haar gezicht kietelt. Ze glimlacht met haar ogen dicht. De zonnestraal valt precies op haar neus, op haar voorhoofd en in haar haar. Het is een fijn, warm en bekend gevoel. Veilig.
Ze neemt de omgeving, nog steeds met haar ogen gesloten, in zich op.
De geur van haar beddengoed is fris en vertrouwd. Ze stelt zich voor hoe haar moeder het heeft gewassen en haar gisteravond liefdevol instopte voordat ze ging slapen. Ze ziet haar lieve gezicht voor zich en glimlacht opnieuw.
Dadelijk komt haar moeder haar wakker maken en moet ze beginnen met haar klusjes in huis.
Maar nu ligt ze nog even lekker in haar warme bed.


De geluiden die tot haar doordringen kan ze nog niet goed thuisbrengen. Gerammel ergens in de verte, ze hoort mensen praten waarvan ze de stemmen niet herkent. In de verte lijkt er iemand te huilen. Buiten is het stil, dat is raar, waar is het geluid van auto’s en spelende kinderen waaraan ze zo gewend is?

En waar blijft haar moeder eigenlijk?

Met een onrustig gevoel opent ze haar ogen. De warmte van de zon in haar gezicht en het veilig vertrouwde bed maken plaats voor een ander gevoel. Onrust dringt zich op.
Waar is ze? Haar hoofd blijft stil, als een weiland in de dichte mist. Hoe goed ze ook haar best doet, alles is verborgen in de grijze kille wolken.
Naast haar op het bed ligt een oud gerimpeld handje met een gouden ring. Ze schrikt ervan, probeert de hand weg te slaan en ziet dat de hand meebeweegt. Ze voelt zich heel boos worden, wat doet die oude hand hier in haar bed?
Ze is een klein meisje dat wacht op haar moeder.
Die oude gerimpelde hand hoort hier helemaal niet te zijn.
Opnieuw probeert ze de hand weg te slaan.

Goedemorgen mevrouw Klaassen” klinkt het vriendelijk. Ze heeft niet eens gemerkt dat de deur open is gegaan.
Wie is deze dame in het wit, en waarom noemt ze haar zo?
Marietje heet ik”, zegt ze boos terug. Ze hoeft toch zeker niet vriendelijk te doen tegen mensen die zomaar midden in de kamer staan.
Dat weet ik toch?” zegt de dame vriendelijk.
Heeft u goed geslapen?”

Ja ze heeft heerlijk geslapen. Maar nu is ze boos. Héél boos. Wat doet ze hier, wat doet deze dame in haar kamer en waar is haar moeder? De kamer ziet er trouwens helemaal niet uit als haar kamer, al ruiken de dekens bekend.
Ze kijkt om zich heen. Ze ziet haar bed, waar ze nog steeds in ligt samen met de oude gerimpelde hand.
Aan de andere kant van de kamer ziet ze een houten tafeltje met een schaal fruit, een grote rode stoel en een kast.
Boven de stoel hangt een schilderij. Ze kijkt ernaar en voelt dat er zomaar tranen uit haar ogen druppen.

Het witte huisje op het schilderij kent ze. De blauwgrijze zee, het groene gras. Ze ruikt de zoute zee en hoort de meeuwen krijsen. Ze ziet zichzelf door de golven rennen en lachen. Ze voelt de zon op haar huid en het koude water aan haar voeten.
Wat voelt ze zich gelukkig daar op het eiland.
Ze sluit haar ogen en hoort de dame aan de andere kant van de kamer zeggen:
“Ach mevrouw Klaassen, is het weer zover?
Ze vindt deze dame in het wit niet zo aardig. Wat weet zij nou van het eiland en hoe fijn het daar is.
En waar blijft haar moeder toch?

“Kom, we gaan u aankleden” zegt de dame.
Dat kan ik zelf” moppert ze terug.
De meewarige blik in de ogen van de dame ziet ze niet.
Haar blik is gevallen op een foto naast haar bed.
Een foto van drie blonde kinderen. Een jongen en twee meisjes.
Ze kijken alle drie lachend in de camera, de zon schijnt op hun armen en ze zien er vrolijk en gebruind uit.
Ze heeft geen idee wie deze mensen zijn en waarom deze foto naast haar bed staat. Ze vindt ze veel te blij. Te blond. Te bruin van de zon. Boos pakt ze het lijstje en legt het op de kop op het nachtkastje. Ze hoeft toch zeker niet te kijken naar een paar mensen die ze niet kent, wat denken ze hier wel niet! Wat dat dan ook is, hier, want ze heeft nog steeds geen idee waar ze is.


Wilt u uw kinderen niet zien?” vraagt de dame. “Ze komen vanmiddag weer bij u langs, fijn he?”
Ze staat nu met haar handen vol kleren naast haar.
Nu voelt ze zich pas echt nerveus worden. Wat zegt deze dame rare dingen, ze heeft helemaal geen kinderen.
Ze is zelf nog een kind.
Waar blijft haar moeder nou toch?

Ze wil hier weg!!

Boos staat ze op en loopt naar de deur, maar de vrouw – ineens weet ze haar naam, Trix heet ze en ze hebben gisteren samen een eindje gewandeld – staat naast haar en pakt haar arm. “Kom, dan trekken we een mooie rok aan vandaag.” Trix houdt haar de rok voor en ze trekt hem over haar hoofd zodat hij op haar schouders blijft hangen. “Ik help u” zegt Trix vastbesloten. Ze ondergaat het zonder tegenstribbelen, maar werkt ook niet mee. Als een houten pop staart ze met een lege blik in verte. Ze probeert iets te zien, iets te vinden, in de mist in haar hoofd. Ze merkt zelf dat het niet lukt, de mist blijft even dik en geen straaltje licht laat zich zien. Ze heeft géén idee waar ze is en waarom. Ze weet niet wie de mensen op de foto zijn, wie die oude vrouw met dat verwilderde grijze haar in de spiegel is. Ze gaat op haar bed zitten, de oude handen voor het gezicht. Ze herkent ze ineens weer als haar eigen handen. Haar eigen oude handen, de trouwring van Pieter. Ze huilt dikke tranen om alles waar ze niet bij kan komen in de dichte dikke mist. Ze voelt verdriet, boosheid, gemis en weet niet waarom.

Trix komt naast haar zitten. “Het is wat hè mevrouw Klaassen….”. Haar oude hoofd knikt langzaam. Haar ogen verraden niéts. Haar stem klinkt krakerig en haar handen beven als ze vraagt:

Waar blijft mijn moeder nou?”

3 reacties

  1. Mijn schoonzus is een mevrouw Klaassen … en haar zie ik ook steeds verder afglijden totdat zij niet meer weet wie wij zijn. En nog erger dat zij zelf niet meer weet wie zij is😥

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s