Het is het begin van de corona-tijd. Er staat een stokoude, enigszins dementerende, vrouw bij het Kruidvat. Ze mompelt in zichzelf: “Waar ligt het nou toch, waar ligt het nou toch?”
Ik vraag of ik haar misschien kan helpen. De kassière is veel te druk met medicijnen tellen en weer innemen van al die hamsteraars en de vrouw wordt steeds onrustiger.
“Ja graag. Ik zoek pillen om te poepen.”
Ehhh oké, ik kijk even mee. Waarschijnlijk op het schap van ‘darmen en spijsvertering.’
“Hoe ziet het eruit?” vraag ik.
“Een doosje met een w.c.” is haar antwoord. Ik had het bíjna zelf kunnen bedenken.
Ik vind het en de vrouw stopt er heel snel twee in haar mandje. Ze zucht opgelucht. Er is weer hoop.
“De paracetamol is op,” zegt ze, “maar voor corona ben ik niet bang.
Dood is dood.
Als ik vóór die tijd maar kan poepen!”
Zo zie je maar. Alles is relatief. 🙄
