Waar ‘we’ ons de rest van het jaar bezighouden met belangrijke zaken, of tenminste heel hard doen alsof, gaat alles aan de kant als de eerste blaadjes van de bomen vallen.
De pepernoten verschijnen in de schappen, de speelgoedcatalogus komt binnen en we slaan op tilt. Op Zwartepietentilt welteverstaan.

We zijn vóór of tegen. We plaatsen afbeeldingen van de ‘enige echte’, gaan discussies aan op momenten dat een onderwerp maar íets neigt naar het Sinterklaasfeest en boycotten winkels die te duidelijk een stelling innemen.
Scholen kampen met het probleem dat de Sint van de afgelopen 20 jaar niet meer wil komen als hij met een roetveegpiet moet werken. “Ja natúúrlijk gaat het om de kinderen, maar ik heb óók mijn grenzen.”
Ouders slepen hun kinderen ineens naar een compleet andere intocht dan de afgelopen jaren, want ‘daar zijn ze tenminste nog echt zwart.’ Áls we al gaan, want hoe verantwoord is dat eigenlijk nog? Dit jaar mogen we ons zélfs de vraag stellen: Kijken we naar het Sinterklaasjournaal met roetveegpieten en Dieuwertje of kiezen we voor het alternatieve Sinterklaasjournaal op YouTube met zwarte Piet? Het moet niet gekker worden toch?
We gaan los. We zijn vóór of tegen. En dat laten we weten ook. Luidkeels als het even kan.

Het kinderfeest is een kinderachtige discussie geworden.
Waar we normaal zo graag roepen hoe tolerant we zijn, gaan we nu steigeren als een stel dolle Americo’s. Het woordveld dat we maken met de klas rond het thema Sinterklaas kan worden aangevuld met escalatievrees, Kick Out Zwarte Piet, demonstraties, blokkeerfriezen en zwartepietendiscussie.
‘Ze’ komen aan ‘onze’ traditie.
Maar wat zijn dat dan, onze tradities?
Wat houden onze tradities eigenlijk in? En zijn dat wel altijd echt ónze tradities? Zijn deze tradities jaar in jaar uit hetzelfde? Het antwoord is: nee.
Neem nou Halloween.
Het feest dat eigenlijk uit Amerika komt en staat voor de avond voor Allerheiligen. Deze avond stond voor de Kelten bekend als oudjaarsavond. Ze verjoegen geesten van de gestorvenen van het oude jaar door het dragen van een masker en het plaatsen van voedsel bij de deur.
Dit feest wordt pas sinds kort in Nederland gevierd en wij doen dat veel drastischer dan de landen waar het vandaan komt.
Daar waar we het hele jaar onze kinderen een veilig gevoel willen geven, spoken onder bedden wegjagen en zeggen dat monsters niet bestaan, gaan we ze ( en onszelf ) op 31 oktober in bloederige kleding hullen en jagen we ze de stuipen op het lijf met een kettingzaag of zombie. Hoe harder ze gillen hoe beter.
Lekker griezelen is er allang niet meer bij, het moet steeds gekker en enger.
Waar het feest vandaan komt weten de meesten niet. Maar wie heeft een reden nodig voor een leuk feestje en een berg snoep? Daar doen wij niet moeilijk over toch?

Hemelvaart vieren we op de Keidagen of op een festival.
“Geen idee wat we vieren,” hoorde ik dit jaar iemand zeggen, “maar wat boeit het, ik heb een vrije dag en ga lekker zuipen.” Met Pasen trekken we steeds vaker de paashaas uit zijn hol en met kerst steken we ons in mooie kleding en maken we ons enorm druk over het diner.
Het kerstverhaal raakt langzaam steeds verder op de achtergrond en de kerstman, die niet eens van ons is, neemt een steeds grotere rol in. Dat het versieren van de kerstboom eigenlijk niet ónze traditie is, maar dat we dat idee gepikt hebben van Duitsland, weten we niet eens. Dat de van oorsprong groene spar inmiddels een gele, rode of blauwe nepperd mag zijn vinden we ook geen probleem.

Met oud en nieuw knallen we voor duizenden euro’s de lucht in. De natuur, waar we ons de rest van het jaar zo druk over maken, vergeten we deze nacht voor het gemak maar even. We tekenen petities tegen ballonnen in de lucht, maar denken geen seconde na over wat al dat vuurwerk doet met dieren en de natuur. Ons geld, waar we normaal zo zuinig op zijn, wordt in een paar uur de lucht ingeknald. ‘Want dat is traditie.’
Maar het was ooit anders.
Vroeger sloegen we op pannen en potten of schoten we met een geweer in de lucht om het nieuwe jaar te verwelkomen. Vuurwerk afsteken met oud en nieuw kennen we pas sinds het begin van de 20e eeuw, met dank aan de Chinezen die naar Nederland kwamen.
Ik denk dat we mogen concluderen dat tradities zich aanpassen aan de tijd. Sterker nog, ik denk dat dat heel belangrijk is. Deden we dat niet dan zouden sommige tradities verdwijnen, omdat ze simpelweg niet meer zouden passen.
We zijn solidair met iedereen die een beetje anders is.
Wordt de homo gediscrimineerd? Dan plaatsen we massaal regenbogen op Facebook.
Transgender? Niets aan de hand, je krijgt een eigen toilet en een eigen kledinglijn. Naakttuinieren, paars haar, een baard met vlechtjes of lichtjes, te dik, te dun, hoogbegaafd of analfabeet? We zijn er voor je.
Och we zijn zo tolerant.

Tot de blaadjes van de bomen vallen en de pepernoten in de winkels liggen. Dan verdwijnt onze tolerantie als sneeuw voor de zon.
Ineens zien we zwart voor de ogen.
Of wit.
Of roetveeg…
Weg met onze tolerantie.
“Van onze tradities blijven ‘ze’ af!”
Piet

In Nederland vieren we al meer dan 700 jaar Sinterklaas. De manier waarop we het vieren is door de eeuwen heen enorm veranderd. Heel vroeger werd Sinterklaas afgebeeld als een zwarte boeman die ervoor zorgde dat kinderen zich zouden gedragen. In 1800 maakte onderwijzer Jan Schenkman het eerste boekje over Sinterklaas en hij introduceerde hierin de knecht die later Piet zou gaan heten en de stoomboot. Zijn boekje zorgde er langzaam maar zeker voor dat de traditie veranderde, zijn verhaal werd voor waar aangenomen.
Van een straatfeest is het een huiselijk feest geworden. Van de Sint als man die hielp met de opvoeding en stoute kinderen een pak slaag met de roe zou geven, is het nu een kindervriend geworden.

Klappen zijn niet meer van deze tijd, we voeden onze kinderen nu heel anders op. Gelukkig maar!
Ook de zak waarin de Sint kinderen mee zou nemen is verdwenen.
Waar hij, volgens de traditie, in ieder dorp op zijn schimmel aan hoort te komen, maken we zonder aarzelen plaats voor aankomst in een luchtballon, helikopter, op de fiets, zijspan, op de trekker of op een brommer.
We laten hem op scholen slapen, met accenten praten, in zijn onderbroek of zwembroek lopen en we verzinnen liefdesaffaires tussen Pieten en juffen. We kijken in de bioscoop massaal naar ‘De Sint’ in een horrorfilm.
Alles kan. Het feest past zich aan aan een modernere tijd. Want wij zijn tolerant.

Maar oh wee als de kleur van Piet ter sprake komt en we deze een beetje willen aanpassen omdat er mensen zijn die zich, terecht of onterecht, gekwetst voelen. Op dat moment gaan we elkaar in hokjes plaatsen: je bent een racist of een traditieverpester. Je bent vóór of je bent tegen.
De wereld verandert. Tradities veranderen. Onze kinderen zijn tolerant, het maakt ze niet uit hoe Piet eruitziet. Het is hun feest, hun sprookje. Zullen we dat zo laten in plaats van een nieuwe traditie van discussies, geweld en angst rond 5 december geboren te laten worden? Is er een tussenweg mogelijk? Wat mij betreft wel!
Een mooie mix van alles lijkt me een prima idee, iedereen blij. Ik noem mijzelf Pietneutraal. Wie doet er mee? Misschien krijgen we wel een eigen toilet, kledinglijn en een regenboog.

Blog door Johanne Bree Beernink, tekstschrijfster bij Tekstbureau De Taalgeest.