J. Een klein vierjarig meisje uit Pakistan.
Ze kwam binnen op de eerste dag van het nieuwe schooljaar. Vader bracht haar in de klas, een indrukwekkend grote donkere man, met tulband, met dat kleine vierjarige angstig kijkende meisje aan de hand. Ze gingen samen zitten, hij op een klein kleuterstoeltje naast haar. Alle aandacht voor haar. Alle tijd voor haar. Een aandoenlijk gezicht.
Zij begon een tekening te maken en ze kletsen samen wat. Die grote donkere indrukwekkend uitziende Pakistaanse man had álles over voor zijn dochtertje, wilde dat ze zich fijn, veilig en geliefd voelde, dat zag ik in één oogopslag.
Het was tijd en vader ging weg, terug naar zijn unit op het azc. En toen begon het…
Dat kleine meisje dat zich een paar minuten geleden nog in de veiligheid van de aanwezigheid van haar vader had geweten, schoot in paniek.
En niet een klein beetje in paniek, zoals we bij onze eigen kinderen ook wel eens gezien hebben de eerste schooldagen. Zo’n verdriet waarvan we als juffen en ouders weten: “Hier moeten we even doorheen en dan hebben ze het leuk, waarschijnlijk wil ze straks niet eens meer mee naar huis.”
Nee, dit meisje schoot in een paniek waar je als juf van schrikt. Een paniek waarvan je weet: ” Dit gaat niet over met een knuffel en een beetje afleiding “.
J. huilde, schreeuwde, ijsbeerde door het lokaal, begon over te geven van ellende. Ik nam haar op de arm, probeerde haar te troosten. Maar ze verstond mij niet, en ik haar niet.
Collega’s kwamen kijken, wilden helpen, maar niemand wist hóe. We hadden allemaal zó vreselijk te doen met dit intens verdrietige angstige meisje.
De rest van de ochtend heb ik met haar op de arm gelopen. De rest van de ochtend heeft zij afwisselend gehuild, overgegeven, geschreeuwd. Ze duwde me weg en klampte zich aan me vast. Uiteindelijk viel ze op mijn schoot in slaap. De andere kinderen, waar ik op deze eerste schooldag nog ( te ) weinig aandacht aan had kunnen besteden door het huilende meisje op mijn arm, waren bijzonder rustig.
Ze lag een kwartier op mijn schoot te slapen toen vader haar kwam halen. Ze deed haar ogen open, zag hem, gaf hem een klap en riep iets wat ik niet verstond, maar wat overduidelijk iets was in de trend van ” Je hebt me alleen gelaten!”.
De dagen en weken daarop verliepen hetzelfde : ze was vaak niet op school, als ze er was was ze in paniek. Ik wilde haar zo graag helpen, maar wist niet hoe, behalve haar veiligheid en structuur te bieden.
Na een aantal weken zijn de ib- er van de school en ik in gesprek gegaan met moeder. In het Engels, met handen en voeten. Maar we begrepen elkaar, want we hadden hetzelfde doel : een klein meisje dat zich veilig moest gaan voelen op school. We hebben samen een schema gemaakt, waarbij J op school zou zijn met één van beide ouders. Deze ouder zou eerst in de klas aanwezig zijn en steeds iets meer buiten de klas, in het zicht, later uit het zicht.
Een plan dat veel heeft gevraagd van iedereen, van mij en mijn duo, maar vooral van ouders die ochtenden lang op school door moesten brengen. Ze deden het, uit liefde voor hun kind. Om hun kind te laten ervaren dat school een veilige plek is waar ze mag spelen en lol mag maken.
En zo hadden wij ineens iedere dag een ouder in de klas. Lieve betrokken ouders die op een prettige manier aanwezig waren.
Zo had ik de vader op een dag dat ik voorlas uit Rupsje Nooitgenoeg in mijn klas. Hij luisterde geboeid, gedreven om ook een aantal woorden Nederlands te leren. We waren bezig met het benoemen van de verschillende soorten fruit uit het boek. Ik hield iets omhoog: ” Wat is dit ?” vroeg ik mijn kleuters.
Vader, grote Pakistaanse man met tulband, op zijn te kleine kleuterstoeltje naast zijn dochtertje in de kring, stak zijn vinger op. ” Joef, joef, ik weet, ik weet !!”
” Sinaasappel? ” zei hij trots…
Ik was trots op hem, de kleuters applaudisseerden voor deze vader die zo goed mee deed. Hij straalde. Ik straalde met hem mee. En ik wist dat ik het leukste werk ter wereld had !!
Na een aantal weken zagen we vooruitgang. Ouders hoefden steeds minder mee de klas in. Op een dag kwam moeder de klas in tijdens de kring. J. draaide zich om en zei iets tegen haar.
Moeder vertelde me, in gebrekkig Engels, met handen en voeten en tranen in haar ogen, dat haar dochter zojuist gezegd dat moeder maar naar huis moest gaan, dat ze het wel alleen kon verder. Moeder en ik keken elkaar aan en voelden hetzelfde : blijheid voor dit kleine meisje dat zich eindelijk veilig voelde.
De weken daarna groeide ze enorm. Ze bleef in mijn buurt, hield me constant in de gaten, liep mee als ik een kopje thee ging halen en wachtte voor de deur van het toilet. Maar vanuit die veiligheid begon ze langzaam de school te ontdekken. Ze speelde, heel voorzichtig, met een ander kindje in de nieuwe zandbak, om vervolgens gauw weer bij mij te komen. Ze ging touwtje springen, maar hield me in het oog. Heel langzaam waande ze zich steeds veiliger, werd ze opener, blijer.
En ik genoot, iedere keer als ik haar zag lachen, iedere keer als ik haar zag spelen.
En dan is het 5 december.
Sinterklaas komt op school,’s middags zal hij aankomen. We hebben moeder gevraagd of ze ook wil komen, want die grote blanke man met grote witte baard zou wel eens erg beangstigend kunnen zijn. En dan zouden we terug zijn bij af. Dachten wij.
Niets bleek minder waar:
J. is open, blij, ze heeft totaal geen angst voor Sint en Piet. Als Sint in onze klas komt gaat ze heel spontaan naast hem zitten. Mijn kleine angstige vierjarige meisje, met een papieren mijter op haar hoofdje. Ik houd haar nauwlettend in de gaten, omdat ik weet dat ze het ook ineens te spannend kan vinden. Dan wil ik in de buurt zijn.
En dan onverwachts, heel spontaan, begint ze met zachte stem te zingen: ” Sinterklaas kapoentje, gooi wat in mijn schoentje, gooi wat in mijn laarsje, dank u sinterklaasje “.
Sint en pieten reageren fantastisch, niet te overdreven, niet te uitbundig. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat zij zo spontaan dit liedje zingt. Voor hen is het dat misschien ook.
Maar voor mij niet.. Ik word er stil van, ontroerd. Datzelfde zie ik bij ib-er Eline.
” WAUW” vinden we allebei als we elkaar.aankijken. WAUW !!!
Ik straal. Ik straal zoals grote indrukwekkende Pakistaanse vader toen hij een sinaasappel kon benoemen. Ik straal zoals lieve betrokken moeder die uren op school heeft doorgebracht, tot haar dochtertje zei ” Nu kan ik het alleen, ga jij maar”.
Ik straal omdat hun dochtertje zich eindelijk zo veilig voelt dat ze spontaan een liedje zingt.
Ik ben trots. Trots op dit hele gezin. Trots op wat ik hier als juf samen met collega’s heb bereikt. Maar vooral zó trots op dit kleine meisje. Dit kleine vierjarige Pakistaanse meisje dat besloten heeft dat ze hier op school mag lachen, spelen en zingen.
Ik lach, speel en zing met haar mee.